GETELD, GEWOGEN, GEBROKEN
Niet zomaar een titel...
Ook niet zomaar een verhaal...
En ook niet zomaar kunst...
Mené Mené Tekèl Ufarsin...
...houd je van een mooi verhaal...
...en ben je gek op esthetiek?
De titel grijpt terug op een spreekwoord dat beter bekend staat als 'gewogen en te licht bevonden'. Die boodschap komt oorspronkelijk uit het Oude Testament (Daniël 5). Mené Tekèl Ufarsin, is de boodschap die een zwevende hand op de muur schrijft voor Belsazar, de gewaande koning van Babylon, een scene die prachtig is vertaald door Rembrandt.
'Zijn ronde kraaloog keek ontsteld naar de plek waar de woorden aan hem werden onthuld, de lichaamloze hand die de letters in de lucht voor hem uitschreef. En Belsazar, hoofdrolspeler op zijn eigen feest die zich groots vertoonde in de waan dat hij het middelpunt vormde van de macht, vermoedde nooit dat hij zou worden weggezet als de nar. Opsmuk, rijkdom, vernis. Een glanzende laag die verhulde dat het feest in werkelijkheid een requiem was, het omgekeerde bleek te zijn van dat wat het had moeten worden.'
Op een onwereldse plek wordt de hoofdpersoon gewekt door een vrouw die zich voorstelt als zijn psychiater. Haar diagnose luidt geheugenverlies. Geïsoleerd van de buitenwereld moet hij, aan de hand van zijn dagboek, zijn verloren geschiedenis samen met haar zien te heroveren. Het verleden keert langzaam terug. Een wandeltocht door de bergen en een uitzonderlijke liefde vormen de spil, maar de aard van het sprookje dat uit het duister opduikt, contrasteert met de onafwendbare catastrofe die over de schouder van die geschiedenis meekijkt.
De hoofdpersoon leeft een rijk bestaan met een lieve doch aparte moeder, een eigenwijze vriendin en een vriend die hem meeneemt op een bergwandeling door de Lechtaler Alpen. Op zoek naar stilte, natuur en mooie uitzichten genieten ze van het leven. Eenvoudig, want kan er nou daarboven gebeuren? Maar dan slaat het noodlot toe. De bergen zijn mooi, maar de natuur is meedogenloos. Na een heftig voorval komt heel het leven in een ander daglicht te staan. Ontsnappen is niet langer mogelijk en het pad dat ze hebben gekozen, moet worden uitgewandeld. Is de ik-persoon daar wel toe in staat en kunnen zijn moeder en zijn vrienden hem daar wel bij helpen?
'Achter Freya prijkten van Goghs boeren schoenen in het schilderij. Waar deze het werk op het boerenland vertolkten, zoals Marit me ooit had uitgelegd, zo vertolkte de herinnering aan het kleed de vreemde leegte die Marit achterliet nadat ze me boos had verlaten. Ik wist ineens dat alles met elkaar in verband stond, dat ook Marit een kleur had gegeven aan de ontmoeting met Candide. Marits uiteenzetting over de schoenen sloot aan bij Guyeau’s ervaring tijdens zijn slok melk, en dus indirect bij die van mij.'